‘Over samenwerken en hedendaagse kunst’ is een reeks van opeenvolgende gedachten over de manier waarop Laurence Demets, Tony Coopman en Robbert&Frank/Frank&Robbert samenwerken en elkaar beïnvloeden als tijdelijk kunstenaars collectief voor het project Bloedtest.

Ik heb het ambitieuze plan hen alle vier te interviewen, samen en op een gelijkwaardige manier. Mijn plan mislukt volkomen. Een aantal essentiële regels zijn met de voeten getreden. We zijn aan het einde van twee intensieve weken van creëren in situ in het Museum Dr. Guislain. Iedereen is moe. De tijd dringt. Eén en ander moet nog afgewerkt. De vier kennen elkaar als kunstenaar en een beetje als mens. Al snel neemt Laurence Demets de wijk naar het atelier. Tony Cooman blijft aanvankelijk geduldig het gesprek observeren maar stelt zich herhaaldelijk de vraag wanneer er verder gewerkt wordt. Het interview, samen en gelijkwaardig, verandert in een gesprek over samenwerken in een hedendaags kunstproject.

Niet reflecteren maar werken

Laurence Demets wil al gauw niet meer mee reflecteren maar werken. Werken is voor haar: doen, proper zijn, concentratie en focus. Ze haast zich om de hele rij herhaaldelijk op te sommen en neemt kordaat de wijk naar het atelier. Werken, concentratie en focus… Ze hult zich in een ruime, blauwe schilderoverall, checkt in de spiegel of haar haar goed zit, wrijft de rimpels, die er helemaal niet zijn, glad en plaats zich aan de lage tafel op de kleine driepoot. Laurence Demets werkt ononderbroken verder. Paneel na paneel. Ze schat de werktijd in en vindt hem duidelijk te kort om haar opdracht naar behoren te vervullen.

Haar werk doet denken aan de conceptuele werken van Joseph Kosuth: het lijken diep doordachte, haast onbegrijpelijke frases.

Ik vraag Laurence hoe ze dat doet. Laurence: ik krijg papieren van Frank en Robbert en ik schrijf. Kun jij lezen Laurence? Ja, cijfers en letters. Kijk maar: cola, frisdrank, paard. Maar dat niet. Ze wijst me alle teksten aan die niet in het Nederlands geschreven zijn. Toch kiest ze moeiteloos woorden die de beelden een bijzondere kracht geven. Uit de ellenlange tekst kiest ze intuïtief wat klopt. Vorm en inhoud sluiten een gelaagd pakt: ‘Progress is not possible’; ‘The Pharaoh of the Exodus’ en ‘Materna blood placenta’.

De manier waarop ze werkt, doet uiteraard ook denken aan de boekverluchtingen in de middeleeuwse handschriften en het monnikenwerk in de scriptoria van de kloosterbibliotheken. Tegelijkertijd komt het vermengen van woord en beeld of het minutieus kopiëren van tekst die men niet kan lezen, herhaaldelijk voor in het werk van kunstenaars met een mentale beperking. Ik denk bijvoorbeeld aan Harald Stoffers.

Wanneer gaan we nu eindelijk werken?

Tony Coopman blijft aanvankelijk aan de tafel zitten en kijkt met bewondering en ongeduld naar zijn collega kunstenaars. Nog tijdens het evalueren van het principe om twee weken onafgebroken en intensief samen te werken, onderbreekt Tony het herhaaldelijk het gesprek. Hij kijkt ons doordringend aan en vraagt met een zekere nadruk: wanneer gaan we nu eindelijk werken? Praten over samenwerken is voor Tony Coopman duidelijk geen vorm van werken. Robbert zegt dat reflecteren over wat we doen, noodzakelijk en goed is. Dit is ook werken. Hij stelt Tony voor de keuze: deelnemen aan het gesprek of verder werken in het atelier. Tony aarzelt en zet zich terug aan tafel. Hij observeert ons minutieus en gooit tussen het gesprek in, diverse plannen op tafel.

Zijn gezegde ‘Ik heb een idee’, is als een mantra. Is die enorme vloed aan ideeën te vergelijken met een typische Concept artist in het kunstenveld? Verschilt Tony Coopman van Panamarenko of straffer nog, van Marcel Duchamp? Zo ja, waarin, waarom? Ik heb meer vragen dan antwoorden en Tony loopt weg van het gesprek.

Vier alter ego’s

Het werkproces van de vier kunstenaars bestaat uit een soort NEP-archeologie. Robbert&Frank/Frank&Robbert hebben sedert 2008 een alter ego voor zichzelf bedacht.

‘Rendier’ en ‘Ossenkop’ stellen hen in staat om dingen te zeggen die anders onuitgesproken blijven. Ze hebben een lijst van mogelijke alter ego’s voor Laurence en Tony opgemaakt. Laurence tekent vaak heel bijzondere dieren. Tony is gefascineerd door bunkers. Een alter ego van Laurence is bijvoorbeeld een dier met een vork. En zo bouwen ze een eigen universum. Ze zijn van plan om objecten in de grond te verstoppen. Het museum kan een verborgen, archeologische site worden waarin je een soort shelters ontdekt. De laatste ‘normalen’ hebben artefacten achtergelaten. Maar het kan even goed een performance worden waarbij ze objecten bakken. Daar zijn ze nog niet uit. Op dit moment creëren ze alle vier heel veel sculpturaal werk. Dit kan evengoed een onderdeel worden van een soort scenografie voor de hele Walking Opera. Die scenografie kan dan weer ruimte bieden aan de andere kunstenaars. Misschien wil iemand wel een gedicht lezen in hun schelters?

Een soort nieuwe Joep van Lieshout

Robbert&Frank/Frank&Robbert hebben in het verleden al een langere periode met Laurence Demets samengewerkt voor de expo Dr. Valcke in de waterkliniek van Kortrijk. Ze kennen haar manier van doen, haar stijl. Ze hebben daar rekening mee gehouden.

Het werk van Tony Coopman intrigeerde hen van bij het eerste bezoek aan zijn atelier. Er was ontegensprekelijk een match: die fascinatie voor hout, het werken met wapens, het principe van de kistjes.

Waar ze nu mee worstelen is de enorme focus van Tony Coopman op samenwerken. Tony wil voortdurend samenwerken. Het is een evenwichtsoefening. Ze zijn aan het zoeken. Ze kunnen zijn creatieve brein amper volgen. Tony bedenkt aan een enorm tempo nieuwe dingen maar botst dan soms op de onuitvoerbaarheid van zijn concept. Hij zegt herhaaldelijk: ik heb een probleem, dit is een probleem, we hebben een probleem.

Af en toe zetten ze hem aan om het probleem zelf op te lossen. Of een kleine hint kan wonderen doen. Het lijkt vaak alsof hij rollen wil opleggen. Hij is de bedenker en zij een soort practiciens. Misschien is het wel een droombeeld: Tony Coopman aan het hoofd van een groot atelier met een heel pak medewerkers die uitvoeren, een soort nieuwe Joep van Lieshout!

Een fijne evenwichtsoefening

Als kunstenaarsduo zijn Robbert&Frank/Frank&Robbert geïntrigeerd door het thema van de maakbare mens en de wetenschappelijke experimenten daarrond. Bloedtestsluit aan met hun bestaande oeuvre. Het Museum Dr. Guislain is een toffe plek. Het samenwerken met Tony Coopman en Laurence Demets is een heel fijne evenwichtsoefening.

Door hier te zijn, hier samen te werken, denken ze na over nieuwe media. Ze zijn voorstander van het holistische denken, het toeval. Ze graven een gat in de grond van de werkruimte, stuiten op de aarde, ontdekken dat collega kunstenaar Dirk Zoete een aantal ovens weet op de kop te tikken en willen al lang met klei experimenteren. Alle puzzelstukken vallen in elkaar.

Een andere stijl is heel interessant

Samenwerken met Tony Coopman en Laurence Demets sluit aan bij het holistische denken van Robbert&Frank/Frank&Robbert. De beperkingen doen er helemaal niet toe. Het gaat om Tony en Laurence, om wie ze zijn, om de stijl van hun werk die erg aanspreekt. Die ‘andere’ stijl is heel interessant. Laurence Demets werkt zo vanuit een buikgevoel, het intuïtieve is bijzonder groot en dat blijkt inhoudelijk altijd te kloppen. Dit vertrekt helemaal niet van uit een intellectueel denken. Zo verfrissend.

Robbert&Frank/Frank&Robbert geven voorzetten en Laurence kopt de ballen binnen.

Laurence Demets verrast telkens met onverwachte combinaties. Ze pikt alles erg snel op. Om het figuurlijk uit te drukken: Robbert&Frank/Frank&Robbert geven voorzetten en Laurence kopt de ballen binnen.

Tony Coopman zet de dingen op zijn kop. Een aantal motieven komen repetitief terug: het kanon, het kasteel. Hij wil gewoonweg dat Robbert&Frank/Frank&Robbert die uitvoeren. Tony stelt duidelijk de samenwerking in vraag.

Daarmee aan de slag gaan in Bloedtest, dat zorgt ongetwijfeld voor artistiek vuurwerk.

“Wie geeft er hier wie ideeën en instructies?”

Hij wil erkend worden als de persoon die de beslissingen zelf neemt. Het lijkt ook alsof hij totaal niet geïnteresseerd is in esthetiek. Hij lijkt sterk op het type van een ingenieur of uitvinder. Materialen en machines interesseren hem, uitzoeken hoe iets functioneert. En hij associeert heel veel en snel. Er is een heel interessante mix tussen het concept en het abstracte niveau dat hij niet beheerst. Zijn keuzes worden gedreven vanuit het vormelijke en dan stuit hij weer op die problemen. Eigenlijk maakt hij problemen om die dan te kunnen oplossen! Dingen die niet op te lossen zijn, oplossen…. Daarmee aan de slag gaan in Bloedtest, dat zorgt ongetwijfeld voor artistiek vuurwerk.

Samenwerken is een fijne evenwichtsoefening

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.